JustPaste.it

Geboortecijfer blijft dalen

Geboortecijfer blijft dalen: ‘Problematisch, want het zijn deze kinderen die later de pensioenen moeten betalen’

 

Vorig jaar telde Kind en Gezin 63.600 geboortes in Vlaanderen. Het laagste cijfer sinds 2003. Het tij keren is mogelijk, maar dan moet er een performanter gezinsbeleid komen, zegt Michel Vandenbroeck, professor gezinspedagogiek aan de UGent.

 

HOE LAAG ZIJN DE CIJFERS?

“Er werden vorig jaar een duizendtal minder baby’s geboren dan in 2019. Een dalende trend, die zich in 2010 heeft ingezet. Toen zagen we een piek met 71.000 pasgeboren. Een decennium later zijn er dat 7.000 minder. Die daling verschilt per provincie. Zo zien we in West- en Oost-Vlaanderen een minieme daling, terwijl er in Antwerpen en Limburg een daling is van respectievelijk 3,8 en 4 procent vergeleken met 2019.”

 

HOE KOMT DAT?

“In het algemeen zien we een inkrimping bij de min-25-jarige moeders. Logisch, want mensen studeren langer. Dit werd vroeger gecompenseerd door een stijgend geboortecijfer bij de groep 25- tot 30-jarigen, maar daar slinkt het aantal pasgeboren nu ook. Doordat gezinnen hun eerste kind uitstellen, gaan ze het tweede kind ook later krijgen of misschien zelfs schrappen. Daarom zien we het laatste decennium een daling in de geboortecijfers.

 

“Hoe dat gaat evolueren, is moeilijk te voorspellen. We zien wel een opvallende ontwikkeling. De daling bij de autochtone bevolking werd eerst deels gecompenseerd door gezinnen met een migratieachtergrond, die oorspronkelijk meer nakomelingen op de wereld brachten. Daar merken we een verandering op. Mensen met een migratieachtergrond vertonen stilaan eenzelfde geboortepatroon als de autochtone Belgen. Dat wil zeggen dat de pieken, zoals die van 2010, verleden tijd zijn. Daarom denk ik dat het geboortecijfer de komende jaren zal blijven dalen.”

 

 

HOE ZIT HET IN DE REST VAN DE WERELD?

“De dalende cijfers zijn een wereldwijd fenomeen. In Europa zijn wij de middenmoot op vlak van krimpende geboortecijfers. De uitschieters zijn landen met een goed en performant gezinsbeleid, met name de Scandinavische landen. Daar zien we een goede combinatie van ouderschapsverlof, gendergelijkheid, recht op kinderopvang, enzovoort. Met andere woorden: de impact van het hebben van een kind op het gezinsleven is er kleiner, waardoor het geboortecijfer hoger ligt. De landen met een lager geboortecijfer doen het op dat vlak niet goed. Daarnaast speelt de economische gezondheid ook een rol. De landen die door de crisis van 2008 en de daaropvolgende jaren hard geraakt werden, denk maar aan Griekenland, Italië, Spanje en Portugal, hebben een lager geboortecijfer. Daarom denk ik ook dat we de ‘coronababyboom’ met een korrel zout moeten nemen. Het blijft een onzekere periode.”

 

IS DAT PROBLEMATISCH?

“Op lange termijn wel. Het zijn namelijk deze kinderen die later de pensioenen moeten betalen. Vroeger was er één gepensioneerde per twee arbeidskrachten. Nu evolueren we naar het omgekeerde: één werknemer voor twee gepensioneerden. Dat is een bedreiging voor de toekomst. Als we het tij willen keren, moeten we inzetten op een nog performanter gezinsbeleid. Daarvoor kunnen we weer gaan kijken naar Scandinavië. Natuurlijk blijft het de vraag of dat nodig is. Om ecologische redenen is het beter om met wat minder te zijn. Economisch gezien, daarentegen, is het moeilijk om de sociale zekerheid in stand te houden.”